14 november 2025

Geen belastingverhoging bij eerste fout te goeder trouw

De fiscale wetgeving is omvangrijk en voortdurend in beweging. Nieuwe regels, aangepaste procedures en uitzonderingen volgen elkaar in sneltempo op. Een fout in de aangifte is dan ook snel gemaakt, en een vergissing is nu eenmaal menselijk. Tot voor kort leidde dit automatisch tot een belastingverhoging van 10%, ook wanneer er geen sprake was van kwaad opzet. De recente Programmawet heeft dit gewijzigd, zodat er bij een eerste fout die ter goeder trouw is begaan niet langer een automatische verhoging wordt toegepast. Een belangrijke versoepeling die zowel de rechtszekerheid als het vertrouwen tussen belastingplichtige en fiscus versterkt.

De vroegere regeling

Voorheen kon de fiscus beslissen om af te zien van de belastingverhoging van 10% bij een eerste overtreding, maar was zij daar niet toe verplicht. Dat leidde in de praktijk tot discussies en rechtszaken, zelfs tot bij het Grondwettelijk Hof.

De Programmawet brengt nu duidelijkheid: de administratie is voortaan verplicht om af te zien van de belastingverhoging bij een eerste overtreding te goeder trouw.

Wat betekent “te goeder trouw”?

De nieuwe regeling vertrekt van een vermoeden van goede trouw, dat geldt voor alle aanslagen die zijn ingekohierd vanaf 29 juli 2025.

Dit vermoeden speelt zowel voor natuurlijke personen als voor rechtspersonen, zolang er geen intentie tot belastingontduiking is vastgesteld. Met andere woorden: de fout moet het gevolg zijn van een vergissing of onoplettendheid, niet van bewuste misleiding. Het gaat dus om vergissingen die per ongeluk gebeuren, bijvoorbeeld: een document dat per vergissing niet werd toegevoegd of een verkeerd bedrag dat werd ingevuld.

Het vermoeden geldt niet alleen bij een eenvoudige fout, maar ook bij een onjuiste aangifte die leidt tot een onterechte vrijstelling van bedrijfsvoorheffing.

Let wel: bij een aanslag van ambtswege (wanneer geen aangifte werd ingediend en de fiscus zelf de aanslag vaststelt), is dit vermoeden niet van toepassing. Het niet indienen van een aangifte kan immers moeilijk als een fout te goeder trouw worden beschouwd.

Wanneer eenzelfde fout over meerdere jaren wordt herhaald, wordt dit beschouwd als één enkele overtreding. Het vermoeden van goede trouw geldt dan voor al deze jaren samen.

Een weerlegbaar vermoeden

Het vermoeden is echter een weerlegbaar vermoeden. Dit betekent dat de administratie het recht behoudt om te bewijzen dat er toch sprake was van kwade trouw. In dat geval mag ze alsnog een belastingverhoging opleggen. Elke situatie vereist steeds een individuele beoordeling, rekening houdend met de concrete omstandigheden en de intentie van de belastingplichtige.

Daarenboven wordt het vermoeden van goeder trouw uitgesloten bij manifest valse aangiften, bewust gebruik van onjuiste documenten, opzettelijk verzwijgen van inkomsten of misbruik bij aftrek van beroepskosten.

Enkel bij een eerste inbreuk

Het vermoeden geldt uitsluitend bij een eerste overtreding. In dat geval wordt geen belastingverhoging van 10% opgelegd.

Wat belangrijk is, is dat de inbreuk wel wordt geregistreerd. Een herhaling binnen vier aanslagjaren kan aanleiding geven tot een hogere belastingverhoging van minstens 20%, zelfs wanneer ook die overtreding te goeder trouw is begaan. Na deze periode van vier jaar begint de teller opnieuw te lopen: een nieuwe fout te goeder trouw wordt dan opnieuw beschouwd als een eerste overtreding, zonder belastingverhoging.

Vragen?

Heeft u onlangs een belastingverhoging ontvangen en vraagt u zich af of u zich kunt beroepen op het vermoeden van goede trouw? Of wilt u nagaan of uw situatie onder de nieuwe regeling valt? Contacteer ons via advisory@vcsa.be.